
Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
Ne plus
Ne plus betekent niet meer
Je hebt geen paraplu meer nodigt als het niet meer regent
Kijk in het woord
Denk goed na in het woord, misschien zit daar nog een ander woord in dat je kent en dan kan je er makkelijk achterkomen. Of het woord lijkt heel erg op het Nederlands.
Bijvoeglijke naamwoorden
Aux Champs Elysées
De bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord moeten, passen precies in de melodie van Aux Champs Elysées. Zo kun je ze onthouden:
Beau-, bon, joli
*paraparapa*
Haut, long, petit
*paraparapa*
Jeune au vieux
Grand au gros
Mauvais au nouveau
Ce sont les adjectifs avant le nom
(En dan nog de rangtelwoorden zoals première, deuxième etc.)
Het verschil tussen voilà en voici
Om dit verschil te onthouden, kun je denken aan A = A en I = I
Voilà = dAAR
VoicI = hIer
De uitgang EAU
Om de uitgang -eau te onthouden, kun je het zien als een acroniem. EAU
E en
A kelige
U itgang
Dès que
Dès que = zodra
1. Zodra ik thuis ben, ga ik mijn tafel dekken.
Wordt:
2. Zodra ik thuis ben, ga ik mijn tafel dès que
Ferme
Ferme = dichtdoen, sluiten
Als je de deur dicht gooit dan doe je dat met een ferme slag
Devenir
Devenir lijkt op denver (la casa de papel) die is heel knap dus ik ga denver zijn vriendin WORDEN
devenir = worden
Août
De volgorde van de klinkers in het Frans voor ‘augustus’ is best lastig te onthouden. De klinkers staan op alfabetische volgorde:
a o u + t.
De a en de o zijn dicht. De u maken we zelf dicht met een dakje.
We schrijven dus: août.
Être en avoir
om Être en avoir niet door elkaar te halen kan je dit gebruiken: bij avoir begint alles met een a (behalve ils sont) en avoir begint ook met een a 🙂
Bijvoeglijke naamwoorden vóór het zelfstandig naamwoord
De bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord moeten, passen precies in de melodie van Jingle Bells. Zo kan je ze onthouden.
Grand petit,
Beau jolie,
Jeune hoort erbij.
Vi-eux gros,
Bon noveau,
Ja dat is de rij!
Piscine
Piscine betekent zwembad
Kleine kinderen willen soms nog wel eens in het zwembad plassen
Woorden in de passé composé
Om de woorden die in de passé composé met être gaan, te onthouden, kun je gebruik maken van het acroniem DAMPERSVAT
D escendre
A ller
M onter
P artir
E ntrer
R ester
S ortir
V enir
R etourner
A rriver
Het verschil tussen cela en ceci
Dit verschil kun je onthouden door te denken aan
A=A en I=I
CelA = dAt
CecI = dIt
LE PAS. COMP. AVEC ÊTRE
Om te weten welke werkwoorden met être worden vervoegd in de passé composé moet je “MAARTEN P.R.” onthouden.
Montre <-> descendre
Arriver <-> partir
Aller <-> (re)venir
Rentre
Tomber
Entre <-> sortir
Naître <-> mourir
P.asser
R.etourner
+ les verbes pronominaux
Casse-pieds
Casse-pieds = hinderlijk/lastig
Casse-pieds lijkt op kattepies, dat is ook vervelend
