Alle Ezelsbruggetjes

Depuis betekent “sinds”, en dat kan je zien aan het woord zelf. Het woord bevat namelijk “sinds” letter-voor-letter in het woord. Geloof je me niet?

Draai het woord “Depuis” 180 graden om en zie het woord “sinds” verschijnen

Hoe ik altijd woorden als bureau goed schrijf;
– Een Avondje Uit = EAU

De letters omdraaien
een Rok = une Jupe
een Jurk = une Robe

Ferme = dichtdoen, sluiten

Als je de deur dicht gooit dan doe je dat met een ferme slag

Cela eindigt op een A en dus dAt

Ceci eindigt op een i en dus dIt!

L’entree betekent voorgerecht.

Als je in een restaurant bent loop je binnen in de entree het begin en voorgerecht is ook altijd begin.

Aux Champs Elysées

De bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord moeten, passen precies in de melodie van Aux Champs Elysées. Zo kun je ze onthouden:

Beau-, bon, joli
*paraparapa*

Haut, long, petit
*paraparapa*

Jeune au vieux
Grand au gros
Mauvais au nouveau

Ce sont les adjectifs avant le nom

 (En dan nog de rangtelwoorden zoals première, deuxième etc.)

Une glace betekent een ijsje

IJs eet je uit een glas

fraire betekent in het nederlands maken
om het handig te onthouden is door:
Faire
Frambose jam maken
hier zie je de F van faire en van framboos
en jam dat maak je dus hierdoor weet je dat faire – maken is

Een soort liedje

Met je een ai
Met tu een as
Met il een a
En elle a
Ook een a met on
Nous is apart avons
Vous is een avez
Ils elles (h)ont

Om dit verschil te onthouden, kun je denken aan 
D = D en N = N

MiDi = Dag
MiNuit = Nacht

Oú = waar
Ou = of

Je kunt hierbij denken aan de vraag; waar is het streepje? 
Als het streepje erop staat, is het óu –> waar

Patiënt betekent geduldig.

Als een patient in de wachtkamer op de dokter zit te wachten moet hij heel geduldig zijn.

Dit verschil kun je onthouden door te denken aan
A=A en I=I

CelA = dAt
CecI = dIt

Qui? = Wie?
kiwi
Je hebt qui (ki) en wie (wi).

Voor vervoersmiddelen waar een dak op zit, gebruik je à –> à pied , à vélo!
Voor vervoersmiddelen waar wel een dak op zit, gebruik je en –> en voiture, en bus!

Regarder = kijken

Kijk in de garden

Couter betekent kosten

Denk hierbij aan je gaat (S)couter kosten betalen

Á ce soir betekent tot vanavond. Dit lijkt op accesoir, als je uitgaat draag je accesoires.

Om te onthouden dat je cuisine met ‘ui’ schrijft, kun je denken aan

In de keuken snijdt je een ui

Als in het Frans bij de voltooide tijd het hulpwerkwoord ‘avoir’ is, verandert het voltooid deelwoord niet. Bij ‘etre’ wel.

Vb:
(avoir) Elle a mangé
(être) Elle est rentrée

Frans betekent bleu, want Frankrijk zit nog in de EU
Engels betekent blue, want Engeland zit niet meer in de EU

Dès que = zodra

1. Zodra ik thuis ben, ga ik mijn tafel dekken.
Wordt:
2. Zodra ik thuis ben, ga ik mijn tafel dès que

Ascenseur betekent lift
Escallier betekent trap

Een ascenseur heeft een deur, een escallier heeft een tree. Een lift heeft een deur en een trap heeft een tree.

Depuis betekent sindsdien

Denk hierbij aan sindsdien heb ik de puist

Acheter betekent kopen

Als je thee gaat kopen.

Ouvert = open

Denk aan O = O

Om het verschil hiertussen te onthouden, kun je denken aan

Peux = kunnen –> PK –> Paardenkracht
Veux = willen –> VW –> Volkswagen

Ne plus: bij de plus betaal je NIET meer
Ne jamais: bij de jamin betaal je NOOIT
Ne rien: bij Rien betaal je NIETS
Ne pas encore= NOG NIET vergeten, pas op voor core.