Alle Ezelsbruggetjes

Voor de uitgangen van groep3 heb ik (nou eigenlijk mijn leraar) een ezelsbruggetje bedacht:

de OS die I-A zegt, is een ESel die OOk Nog SIN-AS drinkt.

(os, i, a, es, wv, sin, as)

Dendron = boom > dendrologie 

Petra = rots > Petra (stad in Jordanië)

Proton = eerst > prototype
Aei = altijd > altijd fonetisch = ˈɑltɛit, oftewel ˈ A lt E I t

Bios = leven > biologie

Thèrion = dier > thèr lijkt op dier

Nun = nu > dat is nun zonder n

Dolos = bedorg > een doolhof is bedrog

Thronos = troon > thron is troon zonder o

Oun (spreek uit: oen) = dus > ik weet hem niet DUS ben ik een oen

Doru = lans > een lans gaat DOOR je heen

Mètèr = moeder > mètèr lijkt op moeder

Monon = alleen (maar) > Engels: monotonous = eentonig ALLEEN MAAR dingen van één soort

Pragma = gebeurtenis > een SPRAAKMAkende gebeurtenis
Pur = vuur > lijkt op vuur

Phòs = licht > genetivus = phòtos een vroeger was er bij een foto belichting nodig

ik ben ripped, omdat ik veel werp 🙂

Euriskei = hij vindt

Het woord lijkt op eureka. Als je iets hebt gevonden roep je eureka! 

Tattein = plaatsen

Hij laat een tattoo plaatsen

Pistos = trouw, betrouwbaar

Pistache is betrouwbaar lekker

Mello = op het punt staan

Ik sta op het punt om een marshmallow te eten

ἐθέλω = willen / bereid zijn

Ik ben bereid om voor jou door iets heets te gaan.

Tura = deur

Ik tuur naar de deur

Frontidzein = nadenken

Wanneer je nadenkt, begin je te fronsen

Lampros = schitterend

Een schitterende lamp

Optativus potentialis komt met AN

Dus als je een optativus met An staat weet je meteen dat het de potentialis is

Eimi klinkt als I’m me, dus “ik ben ik”, en Eimi betekent ik ben.

Kakos = slecht

Een slechte kaak

Speudo = ik haast me

Met een speedo aan, kun je je altijd haasten

Om de verba liquida te onthouden (m, l, n, r), kun je het woord ‘molenaar’ onthouden

ό φοβος=angst
φοβος lijkt op het woord fobie dat betekent angst.

Grieks: ta kaka nl: ellende, rampen, ongeluk
Ezelsbruggetje: het is echt een ellende als Je moet kakken (poepen)

Oudeis = niemand

Niemand eet oud ijs

Legei = hij zegt/sprekt

In Nederland is het legaal om te zeggen wat je wilt

Pontos = zee

Een pont vaart over zee

Piptein = vallen

Als je valt, dan piep je

Fobos = angst, vrees

Hier komt het woord fobie vandaan

Leipo = verlaten

Ik verlaat die leipo

Trecho = rennen

Een trechter kan niet rennen

Vóór de uitgang van vrouwelijke woorden staat een RHO, EPSILON, of IOTA?
Dan kan er NOOIT een ÉTA achteraan komen. In plaats daarvan komt er altijd een ALFA.

Ballein = werpen, treffen

Bij trefbal werp je een bal

Komitzo = meenemen, verzorgen

Je neemt een kooi mee en verzorgt de vogel erin