
Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
Voorzetsels ablativus
Om te onthouden welke voorzetsels met de Ablativus gaan, kun je denken aan deze zin
Aan Een Sinaasappel Plakt De Citroen.
A b
E x
S ine
P ro
D e
C um
Tangere
Tangere = aanraken, treffen
Bij de tango sta je dicht bij elkaar en raak je elkaar aan
Ambulare
Ambulare = wandelen
Vroeger werd de brancard van de AMBULANCE al WANDELEND gedragen
accipere = ontvangen
Accipere lijkt op accepteren. Als je een pakketje ontvangt, moet je het eerst nog accepteren.
Wil je het pakketje accepteren? Anders kan je het niet ontvangen!
Videre, audere en vocare
Om deze werkwoorden te onthouden, kun je denken aan
video –> ik zie een video
audio –> ik luister naar audio
voice –> ik roep met mijn stem
Videre = kijken, zien
Audere = horen, luisteren
Vocare = roepen
Malle
Als je iets liever wilt zeg je vaak MAAR… ik wil liever.
Volle = willen
Maar + volle =malle
VOORZETSEL +ACC
Appelsien in de soepkom, proost!
a(b) – e(x) – sine – in – de – sub – cum – pro
Circumspicere
Circumspicere = rondkijken
Circum = rondje, circumspicere is kijken in een rondje –> rondkijken
Nescire
Nescire = niet weten
Wanneer je Nescafé voor het eerst ziet, weet je niet wat erin zit
nihil = niets
Nihil is in het nederlands een ander woord voor ‘heel klein’. Je gebruikt vaak in de volgende zin:
‘Ik acht de kans nihil…’
Dus:
Ik acht de kans NIHIL dat je NIETS op de toets weet.
Het verschil tussen Adesse en Abesse
Abesse = afwezig zijn
Adesse = aanwezig zijn
Absent betekent afwezig. Zo kun je het verschil onthouden.
claris
Claris = beroemd, helder
De hemel wordt klaar, dus helder. Beroemde mensen klagen graag
