Alle Ezelsbruggetjes

Ardere = branden

Ardeense ham wordt gebrand

Abesse = afwezig zijn

Adesse = aanwezig zijn 

Absent betekent afwezig. Zo kun je het verschil onthouden.

Nihil is in het nederlands een ander woord voor ‘heel klein’. Je gebruikt vaak in de volgende zin:
‘Ik acht de kans nihil…’

Dus:

Ik acht de kans NIHIL dat je NIETS op de toets weet.

Praeter = voorbij, behalve

Je mond voorbij praeten

Stare = staan

Sta niet zo te staren

Om deze te onthouden, kun je denken aan de zin
Niet Vechten Als Gemene Domme Apen

N ominativus
V ocativus
A ccusativus
G enitivus
D ativus
A blativus

Servat = hij beschermt, bewaart, behoudt

Een servet beschermt je tegen vieze kleren

het woord is zo lang, hij nadert langzaam.

Misceo = mengen

Als je de s en c verwisselt krijg je micseo -> mix(eo) -> mengen. Misceo betekent mengen

Uxor = echtgenote

Het is luxe als je een echtgenote hebt

Nobilis = adellijk, beroemd

Als je een Nobelprijs wint, ben je beroemd

cogitare = nadenken

als je een kogel door je hoofd krijgt kan je niet meer nadenken.

Om de stopplaatsen van Aeneas te onthouden, kun je denken aan de zin
Tegen De Kok Bedenken Sous-Chefs sous-chef-listen

T rakië
D elos
K reta
B uthrotum
S icilië
C arthago
S icilië
C umae
L avinium

Opmerking: hij begint uiteraard in Troje en eindigt in Latium

Retinere = tegenhouden

Als je iets retourneert, hou je het tegen

Antea = vroeger

AN dronk vroeger tea (thee).

Umbra = schaduw

Een paraplu zorgt voor schaduw in de zon

Ludo = ik speel

Ik speel met Ludo

Fessus = vermoeid 

Na een feestje ben je vermoeid

Nox betekent nacht
Een spreuk uit harry potter is nox, licht uit en in de nacht is het licht uit

Offerre = aanbieden

Offerre lijkt op offeren. Als je iets offert aan de goden, dan bied je het aan

Nusquam = nergens

Noes kwam nergens

Ambulare = wandelen

Vroeger werd de brancard van de AMBULANCE al WANDELEND gedragen

Desinere = ophouden
Sinere = toestaan

De kan je zien als een negatief voorzetel, desinere is dus ophouden.

Sinere is dan dus toestaan.

Dus:

Moet ik desinere?
Nee, ik sinere.

Deze zin klopt natuurlijk niet, maar mischien helpt het om ze te onderscheiden.

Cito = snel

De Cito-toets op de basisschool moet je snel maken

Sceane = toneel

Een toneelstuk heeft verschillende scenes

Pro, cum, sine, a(b), e(x), dé
Die gaan met de ablativus mee.

Seco = snijden

Om de prosecco open te krijgen moet je de fles open snijden

Om de Latijnse uitgangen te onthouden, kun je denken aan
OSTMUSTISNT

-o
-s
-t
-mus
-tis
-nt

Vestis = kledingstuk

Een vest is een kledingstuk

Tandum = eindelijk

Eindelijk zijn mijn tanden er uit