
Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
De eigenschappen van transformaties
Deze eigenschappen kun je onthouden met het acroniem AHOE
A anpassen
H oekgrootte
O mega
E enheid
Ezelsbruggetje muzieknoot D
De muzieknoot D hangt te drogen, omdat de noot D onder de lijnen hangt
Schaalvergroting rekenen
2 formules, en je weet alles:
Toename:
(nieuw : oud x 100%)-100
Afname:
100-(nieuw : oud x 100%)
Bijvoorbeeld: Een bedrijf had eerst 200 euro, later 300. Dan doe je: (300 : 200 x 100%)-100 = 50% gestegen
Invloeden bij zwangerschap
Om de onthouden welke slechte invloeden bij zwangerschap een rol kunnen spelen, kun je denken aan de zin
Rex Dook Achter Mijn Zetel
R oken
D rugs
A chter
M edicijnen
Z iekten
Grote tertsen en kleine tertsen
Deze kun je onthouden aan de hand van Tante SI-DO-MI-Fa (De zus van Tante Sidonia)
Een grote terts = 2 tonen
Een kleine terts = 1 .5 tonen
De kleine terts zit alleen tussen mi-fa en si-do
Voorafgaand aan EHBO
Om te onthouden wat er moet gebeuren, voordat EHBO wordt toegepast, kun je gebruik maken van ONWEL
O p gevaar letten
N agaan wat er gebeurd is
W elbevinden van het slachtoffer
E xterne hulp waarschuwen
L aat het slachtoffer waar het is
Variabelen
Om het verschil tussen onafhankelijke, afhankelijke en interveniërende variabelen te onthouden, kun je denken aan O = O en IN = IN
Onafhankelijke variabele = Oorzakelijke variabele
Afhankelijke variabele = variabele die je kunt beïnvloeden
INterveniërende variabele = de variabele tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele in
Tekststructuren
De verschillende structuren kun je onthouden aan de hand van HOPOV
H andelingsstructuur
O nderzoeksstructuur
P robleemstructuur
O piniestructuur
V ergelijkingsstructuur
Beklemtoonde lettergrepen
Is de ‘e’ een neppe ‘u’? Dan is hij stom en de belangstelling niet waard –> “stomme u’tje” krijgt nooit de klemtoon.
Is er een klinker omringd door medeklinkers, dan is hij vast populair! Een gesloten lettergreep trekt in het woord de klinker naar zich toe.
Structuur van de lies
Om de structuur van lateraal naar mediaal te onthouden, kun je denken aan
NAVEL
N erve
A rtery
V ein
E mpty space
L igament
spijsvertering
mond=m
slokdarm=s
maag=ma
twaalfvlingerige=t
dunne darm=d
dikke darm=di
endeldarm=e
anus=a
2-atomige moleculen
Claartje fietst nooit in haar onderbroek, Pietje soms.
Claartje= Cl2 = Chloor.
Fietst = F2 = Fluor.
Nooit = N2 = Stikstof.
In = I2 = Jood.
Haar = H2 = Waterstof.
Onder= O2 = Zuurstof.
Broek = BR2 = Broom.
Pietje = P4 = Fosfor.
Soms = S8 = Zwavel.
Verschil Boedapest en Boekarest
Boedapest = Hongarije
De letter P komt onder de schrijfregel en de G ook.
Boekarest = Roemenië
Alles blijft op 1 regel en niet eronder.
De functies van een haven
Om deze functies te onthouden, kun je denken aan HOODTI
H andel
O versla
O pslag
D iensten
T ransport
I ndustrie
De ontwikkelingen van Nederland
Om de ontwikkelingen in chronologische volgorde te onthouden, kun je denken aan de zin
Er Staan Onder de Peper Meer Eieren OEV!
E einde Middeleeuwen
S taten Generaal opgericht
O ntstaan banken
P estepidemie Europa
M moord op Floris V
E inde kruistochten
O ntstaan stadsrecht en ontginningen woeste gronden
E erste Kruistocht
V erbetering landbouw Steden & Staten
Begrippen om een stuk te beschrijven
Rode Tulpen Met Hele Dikke Kelk Bladeren
Ritme, Tempo, Melodie, Harmonie, Dynamiek, Klankkleur, Bezetting.
De magen van een koe
De volgorde van de magen van een koe zijn te onthouden met PeNiBeL
P ens
N etmaag
B oekmaag
L ebmaag.
De snaren van een ukulele
Om de snaren van een ukulele te onthouden, kun je denken aan
Gekke Cavia’s Eten Aardappelen
G – C – E – A
“Soepkom in productie”
De meeste voorzetsels die gevolgd worden door een ablatief, zitten verscholen in “Soepkom in productie” ofwel “SubCum In ProDeExSine” ofwel “sub cum in pro de ex sine. “a” en “ab” zitten verscholen in het woord “ablatief” zelf. Je moet dan nog enkel de twee overige voorzetsel “prae” en “super” onthouden.
Het verschil tussen où en ou
Oú = waar
Ou = of
Je kunt hierbij denken aan de vraag; waar is het streepje?
Als het streepje erop staat, is het óu –> waar
