Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
Dativ
Aus bei mit nach, aus bei mit nach
Seit von zu, seit von zu
AuBer gegenüber, auBer gegenüber
Im dativ
-> op de toon van Vader Jakob
Voorzetsels met de dativ
Om te onthouden welke voorzetsels met de dativ gaan, kun je het volgende rijmpje op het deuntje van Vader Jacob zingen
Aus bei mi-it, aus bei mi-it
Von zeit zu, von zeit zu
Immer mit dem dativ, immer mit dem dativ
Gegen über nach, gegen über nach
De werkwoorden met der, die & das
Er zijn 8 bijvoeglijke naamwoorden die net zo vervoegd worden als der, die & das. Deze kun je onthouden met de zin
Deze Week Maakt Sanne Alle Jongens Jaloes
D ieser
W elcher
M ancher
S olcher
A ller
J ener
J eder
de Dativ voorzetsels
ZAAGMENS BV
Z = zu
A = aus
A = außer
G = gegenüber
M = mit
E = entgegen
N = nach
S = seit
B = bei
V = von
Voorzetsels met vierde naamval
Sommige voorzetsels hebben automatisch de vierde naamval bij zich. Deze voorzetsels zijn te onthouden met het ezelsbruggetje DOFEGUB (doof visje):
D urch
O hne
F ür
E ntlang
G egen
U m
B is
Deze zin werkt ook:
De Feestelijke Ober Uit Griekenland Eet Bananen.
De voorzetsels bij de akkusativ
De voorzetsels bij de akkusativ zijn te onthouden met de zin
Beer Doodt Geen Oudtjes En Fietst Uren
B is
D urch
G egen
O hne
E ntlang
F ur
U m
Keuzevoorzetsels Duits
In Andere Achterbuurten Hebben (mensen) Uiteraard Nooit Zeeën Uien (zien) Vliegen
In = in, naar
An = aan, bij, naar
Auf = op
Hinter = achter
Unter = onder
Neben = naast
Zwischen = tussen
Ãœber = boven, over
Vor = voor
Werkwoorden bij de derde naamval
De werkwoorden die met de derde naamval gaan, kun je onthouden met de zin
Gelieve Geen Grote Kado’s Geven Hartelijk Dank
G lauben
G ehören
G ratulieren
H elfen
D anken
Duitse postcodes
Om de volgorde van de Duitse postcodes te onthouden kun je gebruik maken van de zin
Boer Harms Hoort De Koe Flink Stampij Maken
B erlijn – 1000
H amburg – 2000
H anover – 3000
D usseldörf – 4000
Köln – 5000
F rankfurt – 6000
S tutgart – 7000
M ünchen – 8000
Das Märchen
das Märchen = het sprookje
Das Märchen lijkt op das Mädchen (het meisje). In (bijna) elk sprookje komt wel een meisje/vrouw voor.
Harde en zachte klanken
De harde ‘ch’ gebruik je bij de klinkers van AUtO.
De zachte ‘ch’ gebruik je bij de klinkers van EI.
Een auto is harder dan een ei.
auto
weet je niet welke klinkers een umlaut krijgt?
alle klinkers in AUTO krijgen een umlaut(ä)
Wanneer ‘die’ als voorzetsel
Woorden die eindigen op ‘skiehut’ hebben het lidwoord ‘die’ voor het zelfstandig naamwoord:
S chaft
K eit
I on
E i
H eit
U ng
T ät
Voorzetsels met de 3e naamval
Op deuntje van vader Jacob
aus bei mit nach
aus bei mit nach
Seit von zu
Seit von zu
Auber genüber
Auber genüber
Ent-ge-gen
Ent-ge-gen
Dativ voorzetsels
Zaagmens BV
Z= zu
a= aus
a= außer
g= gegenüber
m= mit
e= entgegen
n= nach
s= seit
B= bei
V= von
Voorzetsels van Dativ
Altijd Bij Moeder Naar Sport Vereniging op Zaterdag
Aus
Bei
Mit
Nach
Seit
Von
Zu
De voorzetsels bij Der
De voorzetsels die met Der samengaan, kun je onthouden door het acroniem DJ WAMS
D ies –> deze
J ed –> iedere, menig
W elch –> welke
A ll –> alle(s), iedereen
M anch –> sommige, menig
S olch –> zulke
4e naamval voorzetsels
Om de voorzetsels uit de 4e naamval te onthouden kun je zeggen:
Bier Uit Een Flesje Dood Geen Oudjes
Bis
Um
Entlang
Durch
Gegen
Ohne
voorzetsels accusativus
DOFE GUB:
D – durch
O – ohne
F – für
E – entlang
G – gegen
U – um
B – bis
Voorzetsels met datief
Gebruik het zinnetje “Met bij nacht van tegenover huis te zijn”
Met = mit
bij = bei
nacht = nach
van = von
tegenover = gegenüber
huis (=Haus) = aus
te = zu
zijn (=sein) = seit
Modale werkwoorden
mogen=dürfen
kunnen=können
lusten=mögen
moeten=müssen
moeten=sollen
willen=wollen
weten=wissen
Mag jij, wil jij, lust jij dat wel? Moet ik, moeten wij, willen we dat weten?
Darfst du, kannst du, magst du das wel? Muss ich, sollen wir, wollen wir das wissen?
Uit je hoofd en zo weet je de betekenis
Uitgangen van Duitse werkwoorden (tegenwoordige tijd)
De uitgangen van Duitse regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vormen samen het woord (fe)esttenten:
(ich) wohn e
(du) wohn st
(er) wohn t
(wir) wohn en
(ihr) wohn t
(sie) wohn en
Duitse Getallen
Om de Duitse getallen te onthouden, kun je denken aan dit rijmpje
Ein, Zwei, Polizei
Drei, Vier, Offisier
Fünf, Zechs, Alte Heks
Sieben, Acht, Guten Nacht
Neun, Zehn, Auf Wiedersehen!