Duits Archives - Ezelsbruggetje Spring naar content

Alle Ezelsbruggetjes

Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.

Naamvallen aanvallen

Alle uitgangen in de Der-groep:

1: RESE
3: MRMN
4: NESE
Man/Vrouw/Onz./Meerv.

Dus je zegt gewoon: rese, mirmin, nese, en de tweede naamval is SRSR maar die gebruik je niet zo vaak.

Bij de ein-groep haal je alleen 1e MO weg en 4e O (Mannenlijk/Onzijdig krijgen geen uitgang)

Door Binc

Wanneer ‘die’ als voorzetsel

Woorden die eindigen op ‘skiehut’ hebben het lidwoord ‘die’ voor het zelfstandig naamwoord:

S chaft

K eit

I on

E i

H eit
U ng

T ät

Door Tijn

Das Märchen

das Märchen = het sprookje

Das Märchen lijkt op das Mädchen (het meisje).  In (bijna) elk sprookje komt wel een meisje/vrouw voor.

Door Myrthe

De voorzetsels bij Der

De voorzetsels die met Der samengaan, kun je onthouden door het acroniem DJ WAMS

D ies –> deze
J ed –> iedere, menig
W elch –> welke
A ll –> alle(s), iedereen
M anch –> sommige, menig
S olch –> zulke

Door Beau

de Dativ voorzetsels

ZAAGMENS BV

Z = zu
A = aus
A = außer
G = gegenüber
M = mit
E = entgegen
N = nach
S = seit

B = bei
V = von

Door Daniël

Regelmatige ww

Feesttenten
Je hakt FE ervan af
WohnE
WohnST
WohnT

WohnEN
WohnT
WohnEN

Door Eef

Voorzetsels met vierde naamval

Sommige voorzetsels hebben automatisch de vierde naamval bij zich. Deze voorzetsels zijn te onthouden met het ezelsbruggetje DOFEGUB (doof visje): 

D urch 
O hne 
F ür 
E ntlang 
G egen 
U m 
B is

Deze zin werkt ook:
De Feestelijke Ober Uit Griekenland Eet Bananen.


Door amber

ADie (AltijdDie)

Als je bij Duits het meervoud gebruikt, dan is het lidwoord “die”

Door Anne

Voorzetsels met de 3e naamval

Op deuntje van vader Jacob

aus bei mit nach
aus bei mit nach
Seit von zu
Seit von zu
Auber genüber
Auber genüber
Ent-ge-gen
Ent-ge-gen

Door Anoniem

Werkwoorden bij de derde naamval

De werkwoorden die met de derde naamval gaan, kun je onthouden met de zin
Gelieve Geen Grote Kado’s Geven Hartelijk Dank

G lauben

G ehören

G ratulieren

H elfen

D anken 

Door Mary

De werkwoorden met een umlaut op de a

AFGeFFaLLen WerkWoorden Hebben STresS

A nfangen
F angen
G efallen
F allen
F ahren
L aufen
L assen
W aschen
W achsen
H alten
S chlagen
T ragen
S chlafen

Door Seher

Umlaut

Alle medeklinkers uit het woord Auto krijgen een ümlaut

Door jacco

Dieb

Dieb = boef

Probeer dieb als een acroniem te zien, DIEB

D at
I s
E en 
B oef

Door Vera

Duitse postcodes

Om de volgorde van de Duitse postcodes te onthouden kun je gebruik maken van de zin
Boer Harms Hoort De Koe Flink Stampij Maken

B erlijn – 1000
H amburg – 2000
H anover – 3000
D usseldörf – 4000
Köln – 5000
F rankfurt – 6000
S tutgart – 7000
M ünchen – 8000

Door J.

De voorzetsels bij de akkusativ

De voorzetsels bij de akkusativ zijn te onthouden met de zin
Beer Doodt Geen Oudtjes En Fietst Uren

B is
D urch 
G egen 
O hne 
E ntlang 
F ur 
U m

Door Paul

Zelt

Das Zelt = de tent

Zelt lijkt op zeil en voor een tent heb je een zeil nodig.

Door Moniek

Dativ

Aus bei mit nach, aus bei mit nach
Seit von zu, seit von zu
AuBer gegenüber, auBer gegenüber
Im dativ

-> op de toon van Vader Jakob

Door Jennifer

Modale werkwoorden

mogen=dürfen
kunnen=können
lusten=mögen
moeten=müssen
moeten=sollen
willen=wollen
weten=wissen

Mag jij, wil jij, lust jij dat wel? Moet ik, moeten wij, willen we dat weten?

Darfst du, kannst du, magst du das wel? Muss ich, sollen wir, wollen wir das wissen?

Uit je hoofd en zo weet je de betekenis

Door Mirjam

Harde en zachte klanken

De harde ‘ch’ gebruik je bij de klinkers van AUtO.

De zachte ‘ch’ gebruik je bij de klinkers van EI.

Een auto is harder dan een ei.

Door Jacco

GOUDBEF 4e naamval

Gegen – tegen
Ohne – zonder
Um – om
Durch – door
Bis – tot
Entlang – langs
Für – voor

Door Michelle

Uitgangen van Duitse werkwoorden (tegenwoordige tijd)

De uitgangen van Duitse regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vormen samen het woord (fe)esttenten:

(ich) wohn e

(du) wohn st

(er) wohn t   
(wir) wohn en

(ihr) wohn t 
(sie) wohn en

Door Max

Duitse Getallen

Om de Duitse getallen te onthouden, kun je denken aan dit rijmpje

Ein, Zwei, Polizei
Drei, Vier, Offisier
Fünf, Zechs, Alte Heks
Sieben, Acht, Guten Nacht
Neun, Zehn, Auf Wiedersehen!

Door Roos

Welke letters umlaut?

De umlaut in het duits kan alleen met de auto klinkers, äütö dus

Door Lientje

4e naamval voorzetsels

Om de voorzetsels uit de 4e naamval te onthouden kun je zeggen:
Bier Uit Een Flesje Dood Geen Oudjes

Bis
Um
Entlang
Durch
Gegen
Ohne

Door Lise

Lidwoorden

Mannelijk: Rare Sam Moet Naaien =
deR, deS, deM, deN

Onzijdig: Schone Sam Moet Slapen =
daS, deS, deM, daS

Vrouwelijk: IEmand Raakt Rachel In Eens =
dIE, deR, deR, dIE

Meervoud: IEmand Raakt Nina In Eens =
dIE, deR, deN, dIE

Door Jorno

Voorzetsels van Dativ

Altijd Bij Moeder Naar Sport Vereniging op Zaterdag

Aus
Bei
Mit
Nach
Seit
Von
Zu

Door Thies
Home
Alle items
Uploaden