Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
Dove letters
De letters op het einde van een woord, die je in het Frans niet uitspreekt, zijn
STEP
De Franse mannelijke landen
Om te onthouden welke landen in het Frans mannelijk zijn, kun je denken aan
Japanners Moeten Deense Bessen Plukken
J apan
M arokko
D enemarken
B razilië
P ortugal
bijv. naamwoorden vóór zn
Als (autre)
Ben (bon)
Jou (joli)
Niet (nouveau)
Leuk (long)
Vindt (vieux)
Gaat (gros)
Het (haute)
Met (mauvais)
Ben (beau)
Gewoon (grand)
Prima (petit)
En dan de rangtelwoorden natuurlijk!
Peu
Un peu betekent een beetje.
Een beetje is klein. Klein is een peuk en een peuk lijkt op peu.
Franse vervoersmiddelen
Voor vervoersmiddelen waar een dak op zit, gebruik je à –> à pied , à vélo!
Voor vervoersmiddelen waar wel een dak op zit, gebruik je en –> en voiture, en bus!
L’entree
L’entree betekent voorgerecht.
Als je in een restaurant bent loop je binnen in de entree het begin en voorgerecht is ook altijd begin.
Ferme
Ferme = dichtdoen, sluiten
Als je de deur dicht gooit dan doe je dat met een ferme slag
Kijk in het woord
Denk goed na in het woord, misschien zit daar nog een ander woord in dat je kent en dan kan je er makkelijk achterkomen. Of het woord lijkt heel erg op het Nederlands.
Cuisine
Om te onthouden dat je cuisine met ‘ui’ schrijft, kun je denken aan
In de keuken snijdt je een ui
PANQ (bij ontkenning)
Temps composé: (de ontkenning)
PANQ=
ne Personne
ne Aucun
ne Nulle part
ne Que
Regel bij PANQ ->
onderwerp+ ne +hulpwerkwoord+voltooid deelwoord + ‘personne’
Quinze, seize
Na quinze (15) komt seize (16) dat kun je onthouden door te denken aan
‘Ik ken ze,’ zei ze
Casse-pieds
Casse-pieds = hinderlijk/lastig
Casse-pieds lijkt op kattepies, dat is ook vervelend
Bleu of blue
Frans betekent bleu, want Frankrijk zit nog in de EU
Engels betekent blue, want Engeland zit niet meer in de EU
Het verschil tussen voilà en voici
Om dit verschil te onthouden, kun je denken aan A = A en I = I
Voilà = dAAR
VoicI = hIer
‘avoir’ geen gevaar / ‘etre’ oplette(n)
Als in het Frans bij de voltooide tijd het hulpwerkwoord ‘avoir’ is, verandert het voltooid deelwoord niet. Bij ‘etre’ wel.
Vb:
(avoir) Elle a mangé
(être) Elle est rentrée
Plombier em pompier
Plombier betekent loodgieter
Pompier betekent brandweerman
Om deze uit elkaar te houden, kun je denken aan
De brandweer pompt water op vuur –> pompier
De loodgieter werkt met buizen (plumbing) –> plombier
Het verschil tussen cela en ceci
Dit verschil kun je onthouden door te denken aan
A=A en I=I
CelA = dAt
CecI = dIt
Woorden in de passé composé
Om de woorden die in de passé composé met être gaan, te onthouden, kun je gebruik maken van het acroniem DAMPERSVAT
D escendre
A ller
M onter
P artir
E ntrer
R ester
S ortir
V enir
R etourner
A rriver
Août
De volgorde van de klinkers in het Frans voor ‘augustus’ is best lastig te onthouden. De klinkers staan op alfabetische volgorde:
a o u + t.
De a en de o zijn dicht. De u maken we zelf dicht met een dakje.
We schrijven dus: août.
Franse dagen van de week
De dagen van de week kun je onthouden met de zin
Lieve Meisjes Moeten Jatten Van Smerige Dieven
L undi –> Maandag
M ardi –> Dinsdag
M ercredi –> Woensdag
J eudi –> Donderdag
V endredi –> Vrijdag
S amedi –> Zaterdag
D imanche –> Zondag