
Alle Ezelsbruggetjes
Maak je moeilijke lesstof onvergetelijk met een ezelsbruggetje. Zoek ezelsbruggetjes per vak, of leer anderen leren met jouw ezelsbruggetjes.
De voorzetsels bij de akkusativ
De voorzetsels bij de akkusativ zijn te onthouden met de zin
Beer Doodt Geen Oudtjes En Fietst Uren
B is
D urch
G egen
O hne
E ntlang
F ur
U m
12 Teamrollen van Belbin
Krasvaste Dus
Kwaliteitscontroleur
Rechter
Aanpasser
Slavendrijver
Vredestichter
Ambassadeur
Specialist
Teamleider
Evaluator
Diplomaat
Uitdager
Supporter
Elementen die bestaan uit twee dezelfde atomen
Deze elementen bestaan uit twee dezelfde atomen
Have – Waterstof (H)
No – stikstof (N)
Fear – fluor (F)
Of – zuurstof (O)
Ice – Jood (I)
Cold – Chloor (Cl)
Beer – Broom (Br)
Het verschil tussen de omtrek en de oppervlakte
Om dit verschil te onthouden, kun je denken aan
OM = OM en OP = OP
Omtrek = omheen lopen
Oppervlakte = op lopen
Continenten
Alle continenten van groot naar klein.
Alle Apen Naaien Zakdoekjes Aan Elkaar, Ongelofelijk!
A zië
A frika
N oord-Amerika
Z uid-Amerika
A ntarctica
E uropa
O ceanië
Het verschil tussen een kameel en een dromedaris
Om dit verschil te onthouden, kun je naar de lettergrepen kijken
Kameel (2) –> 2 bulten
Dromedaris (4) –> 1 bult
Verbranding bij de mens en de kaars
Om de verbranding bij de mens te onthouden, kun je denken aan de zin
Goed, Zei Winston Koning Eergisteren
G lucose
Z uurstof
W ater
K oolstofdioxide
E nergie
Om de verbranding bij een kaars te onthouden, kun je denken aan de zin
Kopen! Zei Winston Koning Eergisteren
K aarsvet
Z uurstof
W ater
K oolstofdioxide
E nergie
productiefactoren
de 4 productiefactoren
KANO
K: kapitaal
A: arbeid
N: natuur
O: ondernemerschap
Rennen bij softbal
Om te onthouden wanneer je mag gaan rennen bij softbal, denk dan aan
Bal los, jij los!
Wanneer de bal los is uit de hand van de pitcher, dan mag jij ook beginnen met rennen naar het volgende honk. Je hoeft niet te wachten totdat de slagman de bal geslagen heeft.
Tekstverbanden
Hier een ezelsbruggetje voor de Tekstverbanden. Ik hoop dat het je helpt!
cc + tt + oo = rv.
Denk aan:
Cake.
Cafe.
+
Tegenwoordige.
Tijd.
+
Oude.
Opa.
=
Rot.
Vrouw.
De onderdelen van het oog
De onderdelen van het oog kunnen onthouden worden met de zin
Bep Heeft Veel Inhoud ALS Greet Niet Veel Op Heeft
B eschermend vlies
H oornvlies
V oorste oogkamer
I ris
A chterste oogkamer
L ens(bandjes)
S traallichaam
G lasachtig lichaam
N etvlies
V aatvlies
O ogzenuw
H arde oogvlies
Het verschil tussen cohesie en adhesie
Dit verschil kun je onthouden door te denken aan
A=A
Adhesie = aantrekkingskracht tot een Andere molecuul
Cohesie = aantrekkingskracht tot een dezelfde molecuul
Het verschil tussen Flora en Fauna
Om het onderscheid te onthouden, kun je denken aan
L = L
FLora = pLanten
Fauna = dieren
Vaarregels (bpr)
Bij zeilen heb je vaarregels (bpr) die onthoud je zo:
Gekke Stoere Kees Moet Surfen Leren
Gekke: goed zeemanschap
stoere: stuurboord wal houden
kees: klein wijkt voor groot
moet: motor wijkt voor spier en voor zeil
surfen: stuurboord wijkt voor bakboord
leren: loef wijkt voor lij
voorzetsels accusativus
DOFE GUB:
D – durch
O – ohne
F – für
E – entlang
G – gegen
U – um
B – bis
De Latijnse naamvallen
Om deze te onthouden, kun je denken aan de zin
Niet Vechten Als Gemene Domme Apen
N ominativus
V ocativus
A ccusativus
G enitivus
D ativus
A blativus
Coniunctivus in de hoofdzin vertalen
WATVIM
Wens = Moge(n), ik hoop dat …
Aansporing = Laat hij/Laten we …
Twijfel = Moeten wij … (meestal 1e persoon)
Verbod = Laat … niet …
Irrealis = als …, zou(den) …
Mogelijkheid = Hij zou kunnen …
Ik hoop dat dit helpt/Moge dit helpen = Utinam hoc iuvet
Omzetberekening
Om te onthouden wat de berekening voor omzet is, kun je denken aan OPA
O mzet =
P rijs x
A fzet
De Franse mannelijke landen
Om te onthouden welke landen in het Frans mannelijk zijn, kun je denken aan
Japanners Moeten Deense Bessen Plukken
J apan
M arokko
D enemarken
B razilië
P ortugal
Congenitale infecties
De belangrijkste congenitale infecties
TORCHES
T oxoplasmose
R ubella
C MV
H IV / He patitis
S yfilis
ITCZ – hoge en lage luchtdruk
Hoog is droog.
In het hogedrukgebied is het droog en valt er weinig neerslag. In het lagedrukgebied valt er veel neerslag.
Tip: het ezelsbruggetje is om te onthouden. Schrijf op je toets niet: In het hogedrukgebied is het droog. Maar leg het proces uit!!
